Eigenaarschap bij leerlingen en de rol van executieve functies

Wat verstaan we onder eigenaarschap bij leerlingen?

Eigenaarschap van leren is de mate waarin de leerling verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen leerproces. Om het eigenaarschap van leerlingen te versterken kun je onder meer de motivatie, betrokkenheid, zelfsturing en metacognitieve vaardigheden bevorderen. Deze laatste twee horen bij de cognitieve processen waar de term executieve functies een verzamelbegrip voor is.

Wat zijn executieve functies?

Executieve functies is een verzamelbegrip voor de cognitieve processen die bepaald gedrag als gevolg hebben. Deze processen sturen je gedrag, je gedachten en je emoties aan. De meningen lopen uiteen over hoeveel het er precies zijn.

Welke executieve functies kennen we?

Over het algemeen worden de volgende denkprocessen in de literatuur genoemd:

  • Inhibitie: het vermogen om impulsen te onderdrukken.
  • Plannen en organiseren: het vermogen om vooruit te denken, een plan te maken, in te schatten hoe lang iets duurt, prioriteiten te stellen, beslissingen te nemen.
  • Flexibiliteit: je kunnen aanpassen als iets verandert, een probleem op een andere manier oplossen, schakelen tussen activiteiten.
  • Werkgeheugen: dit is de tijdelijke opslagcapaciteit van ons brein, waarin we taakgerelateerde informatie bewerken.
  • Emotieregulatie: het adequaat aansturen van je emoties.
  • Gedragsevaluatie: het gebruiken van feedback uit je omgeving om je eigen gedrag aan te passen, in de gaten te hebben wat het effect is van jouw gedrag op dat van een ander.
Welke executieve functies spelen een rol bij het ontwikkelen van eigenaarschap?

Vanuit hun motivatie en betrokkenheid vormt de leerling een aantal leerdoelen en ontstaat de drive om vanuit de huidige situatie naar de gewenste situatie te komen (zelfsturing of zelfregulering). Zelfregulerende leerlingen zetten doelbewust bepaalde leerstrategieën in om hun leren te vergemakkelijken en hun leerprestaties te verbeteren. Ze beschikken over verschillende leerstrategieën die zij flexibel kunnen inzetten.

Het stellen van leerdoelen en zelfsturing doet leerlingen inzien dat zij de controle kunnen nemen over hun eigen leerproces, hetgeen hun gevoel van vertrouwen in eigen kunnen en zelfvertrouwen vergroot. Hoe groter het gevoel van vertrouwen in eigen kunnen van leerlingen, hoe groter hun betrokkenheid bij het leerproces en hoe groter hun doorzettingsvermogen als het tegenzit.

Leerlingen gebruiken metacognitieve vaardigheden en het vermogen om zichzelf te monitoren om vast te stellen hoe zij hun leerdoelen succesvol kunnen bereiken. Metacognitie is het denken over het eigen denken of het eigen leren. Metacognitie gaat over zelfreflectie met betrekking tot het eigen leren en over de regulering van de cognitieve processen door bijvoorbeeld leerstrategieën te gebruiken.

Welk gedrag moet een leerkracht vertonen om eigenaarschap bij zijn/haar leerlingen te ontwikkelen?
  1. Een leerkracht die wil werken aan eigenaarschap bij zijn/haar leerlingen moet didactische strategieën toepassen die gericht zijn op het gevoel van autonomie, betrokkenheid en competentie.
  2. Een leerkracht die wil werken aan eigenaarschap bij zijn/haar leerlingen bevordert de ontwikkeling van leerstrategieën door middel van hints, modeling en procesgerichte feedback.
  3. Een leerkracht die wil werken aan eigenaarschap bij zijn/haar leerlingen geeft goed gegeven feedback die kan bijdragen aan eigenaarschap, motivatie en leerresultaten van leerlingen. Het gaat dan met name om effectieve, taakgerichte feedback.
  4. Een leerkracht die wil werken aan eigenaarschap bij zijn/haar leerlingen zorgt voor een stimulerende leeromgeving waarin bijvoorbeeld informatiebronnen aanwezig zijn, zodat leerlingen zelfgestuurd aan de slag kunnen.
Hoe geef je goede feedback om executieve functies te versterken en eigenaarschap te vergroten?

Hattie en Timperley (2007) hebben een feedbackmodel bedacht waarin telkens 3 feedback-vragen worden gesteld op 4 verschillende feedback-niveaus.

De 3 vragen zijn:

  • waar ga ik heen? (wat zijn de doelen?).
  • hoe ga ik? (welke vorderingen heb ik al gemaakt om het doel te bereiken?),
  • wat is mijn volgende stap? (welke vorderingen moet ik nog maken om het doel te bereiken?)

4 verschillende feedback-niveaus:

  • Feedback op een taak of product. Deze feedback gaat over een specifieke taak en vooral of de taak correct of incorrect is uitgevoerd.
  • Feedback op het leerproces. Dit zijn bijvoorbeeld aanwijzingen hoe studenten kunnen zoeken naar een nieuwe oplossingsstrategie.
  • Feedback op zelfregulatie. feedback op dit niveau gaat over het zelfsturend leervermogen van een student: hoe effectief voert de student een bepaalde taak uit.
  • Feedback op persoonlijk niveau. Deze feedback op de student zelf heeft nog nauwelijks iets te maken met het werk en is daarom het minst effectief.
Het feedbackmodel van Hattie en Timperley (2007)
Feedback-cirkel
Conclusie:

Executieve functies hebben een grote invloed op eigenaarschap van leerlingen. Leerlingen die moeite hebben met zelfsturing en zelfregulering zullen minder eigenaarschap laten zien dan leerlingen die wel sterk zijn in deze executieve functies. Leerkrachten kunnen het eigenaarschap van hun leerlingen vergroten door expliciet aandacht te besteden aan executieve functies, didactische strategieën toe te passen die gericht zijn op competentie, het ontwikkelen van leerstrategieën, zorgen voor een leerrijke leeromgeving en het geven van goede feedback. Leerlingen hebben het meest aan feedback op het leerproces en feedback op zelfsturing en zelfregulering.

Gebruikte literatuur/materiaal:

Lees hier een eerder geschreven blog over het werkgeheugen; een van de executieve functies. 

Geef een reactie

Om je de beste ervaring te kunnen geven maken wij gebruik van Cookies. Door het gebruiken van onze website ga je hier automatisch mee akkoord. Wil je meer informatie? Klik dan hier.