De geschiedenis van het Zweeds loopspel

Mijn leerlingen en ik vinden het Zweeds loopspel een leuke vorm om de lesstof te herhalen. Leerlingen houden van de beweging en het samenwerken en ik vind variatie als ik de lesstof herhaal ontzettend belangrijk. Het heeft zeker de voorkeur om deze activiteit altijd lekker buiten te doen, maar helaas houdt het Nederlandse weer ons wel eens tegen. Zoals die keer dat we de nummers 12 en 16 niet konden vinden, want die waren weggewaaid 🙂 Maar hoe komt deze activiteit eigenlijk aan de naam?

De geschiedenis van het Zweeds loopspel

Het Zweedse loopspel, ook wel bekend als “Svenska dörrspelet” of “Svenska rundpingisen”, is een traditioneel Zweeds buitenspel dat al sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw wordt gespeeld. Het spel is vergelijkbaar met trefbal en tikkertje, maar heeft een aantal unieke regels die het onderscheiden van andere spellen. Het spel wordt gespeeld met een grote groep spelers, bij voorkeur minstens 10 personen, maar het kan ook met minder spelers worden gespeeld. Er wordt één speler gekozen om de “jager” te zijn, die vervolgens de andere spelers moet proberen te tikken. De andere spelers proberen te voorkomen dat ze getikt worden door weg te rennen en zich te verstoppen achter deuren, bomen of andere obstakels. 

Bijzondere regels van het originele spel

Er zijn een aantal speciale regels in het Zweedse loopspel die het spel interessant maken. Als een speler zich achter een deur of ander obstakel verstopt, moet hij of zij de deur openhouden met één hand. Als de jager erin slaagt om de deur dicht te duwen terwijl de speler zijn hand er nog tussen heeft, wordt de speler getikt en moet hij of zij de jager helpen in de volgende ronde. Een ander aspect van het Zweedse loopspel is dat de jager niet mag rennen of te snel mag bewegen. De jager moet zich langzaam en methodisch voortbewegen, waardoor het voor de andere spelers moeilijker wordt om te voorspellen welke kant de jager op zal gaan. Als de jager te snel beweegt, kan hij of zij worden gediskwalificeerd.

De Nederlandse schoolversie

Het Zweeds loopspel zoals wij dat nu in het onderwijs toepassen is dus heel anders dan het origineel. Het spel wordt nog steeds bij voorkeur buiten gespeeld, maar kent nu een leercomponent en er wordt niet meer getikt. Verspreid over het schoolplein hang je 15 à 20 kaarten op met daarop leeropdrachten. Leerlingen rennen alleen of in tweetallen langs de kaarten en lossen de opdrachten op. Antwoorden noteren ze op een los vel. Soms zit er nog een eindpuzzel bij die leerlingen moeten oplossen, maar vaak gaan leerlingen na het beantwoorden van de opdrachten verder met ander werk. 

 

Zweeds loopspel werkwoordspelling VT

20 zinnen in de verleden tijd. Een mix van sterke en zwakke werkwoorden. 

Geef een reactie

Om je de beste ervaring te kunnen geven maken wij gebruik van Cookies. Door het gebruiken van onze website ga je hier automatisch mee akkoord. Wil je meer informatie? Klik dan hier.